Uitgesteld verdriet lijkt een neveneffect van Corona. Iedereen heeft er plots in zijn of haar leven voorbeelden van, beseffen ze nu. Al verloren ze zelf niemand in de afgelopen maanden, toch hebben ze nu het gevoel dat ze een verlies niet goed hebben afgesloten lang geleden.
Twee van mijn vrienden verloren in de afgelopen maanden vaders, allebei op afstand. De een was een Limburgse vader, streng geïsoleerd in het ziekenhuis, de ander woonde in Nederland en ook daar was een laatste bezoek uitgesloten.
Geen van mijn vrienden kreeg een tijdige, gepaste afscheidsplechtigheid voor die vader. De Nederlandse vriend werd zelfs op erg pijnlijke manier op de onmogelijkheid gedrukt. Hij woont langer dan ik weet in België, zijn kinderen zijn hier geboren en zijn kleine Belgskes. Maar zijn geboortenationaliteit stond hij niet af, waarom zou hij, we leven in Europa, toch? Vrij verkeer van personen en goederen, toch? Tot zijn vader gestorven was en hij de auto instapte. Niet voor de begrafenis die er toch niet meteen zou komen, maar om zijn moeder te omarmen en samen met haar te rouwen, want die behoefte laat zich al helemaal niet uitstellen. Aan de grens werd hij tegengehouden. Overduidelijk een niet-noodzakelijke verplaatsing, oordeelden de agenten, en of hij meteen - sito presto hebben ze misschien op zijn Vlaams gezegd – rechtsomkeer wou maken, iets wat op een snelweg ongezien zou moeten zijn.
Weken later gingen de grenzen weer open voor internationaal familiebezoek. Welk attest mijn vriend heeft moeten voorleggen om Nederland in te mogen, weet ik niet, maar de plek waar zijn vader begraven ligt, kan hij nu bezoeken. En vooral kan hij zijn moeder zien. Al mag in de armen sluiten officieel nog steeds niet.
De twee vaders waren op behoorlijk gevorderde leeftijd, frisse tachtigers, maar allebei nog in goeden doen: actief, gezond, met plannen en ambities. Heb je op die leeftijd hoe dan ook toch meer vrede met de dood van een vader?
Mijn vader was drieënvijftig toen hij stierf. The Big C, toen die C nog niet stond voor Covid-19. Ik was dertig en had een zoon van drie maanden die nog intensief aan de borst hing. We wisten dat mijn vader niet lang meer had. Hij was een man van weinig woorden of emoties, maar toch waren we voorbereid. Wij konden afscheid nemen. Hij heeft dat zelfs eigenhandig georganiseerd.
Enkele dagen voor hij stierf, riep hij zin vrouw en kinderen dwingend aan zijn ziekbed en kregen we precieze instructies voor zijn begrafenis. Hij koos zelf de muziek uit en benadrukte wat voor hem het allerbelangrijkste was: dat er geen fouten in zijn doodsbrief zouden staan. De lokale begrafenisondernemer had daar een reputatie voor. Al geloof ik absoluut niet in geesten, ik ben ervan overtuigd dat hij was opgestaan uit de dood als er toch ergens een typo was blijven staan. In zijn naam bijvoorbeeld. Want dat wàs al eens gebeurd bij die bewuste doodgraver, een man met de ogen van een mol, wat misschien nog niet zo ongepast was in zijn beroep. Hoe dan ook, hij bestuurde zijn ravenzwarte lijkwagen met automatische versnelling lopend naast het stuur. Dan zag hij iets beter waar hij was op zijn vertrouwde parcours naar de begraafplaats. En spelfouten, ja, die miste hij.
De begrafenis van mijn vader was een bijzonder publieke plechtigheid. Hij was nu eenmaal eerst en vooral een publieke figuur en hij had het niet anders gewild, al liepen wij, zijn vrouw en kinderen, er behoorlijk verloren bij. De enige persoonlijke toets in de hele dag was het nummer ‘Darling, je vous aime beaucoup’ van Nat King Cole, een keuze waarvan ik vooraf de tekst had moeten screenen. Er had maar eens iets aanstootgevends kunnen in staan.
De plechtigheid op het crematorium werd begeleid door een bijzondere lekenconsulent: capabel, empathisch, warm. Meteen toen het laatste woord gezegd was, snelde ik naar huis om mijn baby te zogen. En na de al even weinig intieme verstrooiing moest ik alweer rennen. Voor napraten bij de koffietafel was er ook geen tijd, want de baby had honger.
Ik voelde me jarenlang als een boom waar iemand de helft van de wortels had geamputeerd. Hij er nog, weerstond wind en onweer, maar het kostte zo veel energie… Uitgestelde rouw, dat zal het geweest zijn en daar denkt vandaag iedereen het fijne van te weten. Toen moest je maar gewoon niet flauw doen.
Is de ene dood erger dan de andere? Is een vader verliezen op tachtig minder erg dan op drieënvijftig? We voelen uiteindelijk, ondanks alle empathie die we als mens bezitten, alleen ons eigen verdriet op onze eigen manier. Maar ik hoop dat mijn vrienden door die vele extra jaren die zij met hun vaders kregen, sterke eigen wortels ontwikkelden en zich nu niet chronisch halfontworteld voelen, zoals ik dat lang deed.
Ik hoop ook dat mijn kinderen hun ouderwortels hebben aangesterkt met solide eigen exemplaren tegen dat zij hun vader en moeder verliezen. Het is hen gegund.
Reactie plaatsen
Reacties